ARBEIDSRECHT – Een medewerker van een scheepsbouwer krijgt driemaal een tijdelijk contract. Als het tijd is voor het vierde, zegt de werkgever dat hij de man niet in vaste dienst wil nemen. Omdat de plannen voor vroegpensioen onmogelijk blijken, biedt de werkgever de medewerker een contract voor onbepaalde tijd aan, maar laat hem daarbij gelijk een vaststellingsovereenkomst tekenen, die bepaalt dat de arbeidsovereenkomst na een jaar wordt ontbonden. Het Hof in ’s-Hertogenbosch ziet deze overeenkomst op 30 juli 2013 als geldig.
De werknemer had eerder gelijk gekregen van de kantonrechter in dezelfde plaats. Die ziet de overeenkomst als een manier om onder artikel 7:668a van het Burgerlijk Wetboek uit te komen: na drie tijdelijke contracten volgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Het Hof vindt dat de werkgever zich aan dit artikel heeft gehouden: de werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gekregen. Daarnaast staat het partijen vrij ook andere overeenkomsten te tekenen, desnoods in strijd met geldend recht. De overeenkomst is alleen ongeldig als daardoor de openbare orde of de goede zeden worden aangetast. Dat is hier niet het geval.
U vindt de uitspraak hier.