“De fiscus houdt aan het provisieverbod meer dan één miljard euro over. Dat is ongepast en ongewenst. De fiscale wetgeving zorgt voor een nodeloze verhoging van de advieskosten.” Dat zegt de Vereniging FFP die ruim 3.500 gecertificeerd financieel planners vertegenwoordigt.
De Kennisgroep Verzekeringsproducten gaf onlangs duidelijkheid over hoe financiële dienstverleners en hun klanten fiscaal om moeten gaan met het provisieverbod. In die notitie stelt de Kennisgroep dat kosten voor financieel advies rond complexe producten niet langer fiscaal aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting. Vergoedingen voor financiële adviseurs maken niet langer onderdeel uit van het voor de inkomstenbelasting relevante begrip premie of inleg.
Zo konden aanbieders van financiële producten de provisiekosten (op jaarbasis € 1,5 mld.) voorheen verrekenen met de te betalen vennootschapsbelasting. Het vervallen van deze mogelijkheid levert de fiscus € 375 mln. op. Tegelijkertijd kunnen belastingbetalers de advieskosten rond deze producten niet langer in aftrek brengen, waardoor de fiscale opbrengst met nog eens circa € 600 mln. toeneemt.
Wel of geen BTW?
Financiële dienstverleners moeten zich nog altijd vasthouden aan een brief van de minister van Financiën uit 2009. Daarin staat dat, indien het advies van een financieel adviseur niet leidt tot totstandkoming van een contract waarbij een consument een financieel product aanschaft, de nota belast is. Een dergelijk onderscheid leidt tot een ongewenste fiscale prikkel om tot aanschaf van financiële producten over te gaan. Bovendien laat dit zowel adviseur als klant enige tijd in onzekerheid over de hoogte van een factuur. Diezelfde onduidelijkheid bespeurt de FFP omtrent de nota voor hypotheekadvies.
Gemaximeerde aftrekpost
De Vereniging FFP pleit ervoor dat consumenten de kosten van financieel advies in mindering mogen brengen op hun jaarlijks belastbaar inkomen. De factuur zou tevens vrijgesteld moeten zijn van Btw-heffing. “De aftrekpost kan gemaximeerd worden, bijvoorbeeld tot een bedrag van € 3.500 per jaar. Bovendien kan de fiscale regeling beperkt worden tot die financiële dienstverleners die staan ingeschreven in de Wft-vergunningregisters, zoals die worden bijgehouden door de AFM. Dit voorkomt dat de fiscale gelijkstelling mogelijk een onverwachte en ongewenste uitstraling heeft naar adviespraktijken buiten de financiële sector.