De klachten gaan ondermeer over:
- inhoudelijke klachten over examenvragen (70)
- klachten over onvoldoende aansluiting tussen lesstof en examens (38);
- klachten over inzage en of doorlooptijd tot definitieve uitslag (28)
- algemene klachten waaruit onvrede blijkt (35).
In totaal zijn 75 vragen naar aanleiding van klachten sinds 3 februari herbeoordeeld. Circa een derde van die vragen werd aangepast maar niet uit de examens verwijderd omdat de kandidaat geen hinder had ondervonden van de fout in de vraag (bijv. tik- of taalfouten). Eén derde van de vragen werd wel uit de individuele examens verwijderd.
Naast de initiële Wft examens, worden er sinds maart PEplus-examens afgenomen. Een PEplus-examen toetst alleen relevante actualiteiten, vaardigheden en competenties. Sinds de start tot en met 21 juni jongstleden, zijn er in totaal 9.161 examens afgenomen.
Dit betreft 8.244 initiële examens en 917 PEplus-examens. Het gemiddelde slagingspercentage over alle afgenomen initiële examens bedraagt op dit moment 31,8% en over alle afgenomen PEplus-examens 56,5%.
De verwachting is dat voor 1 januari 2016 circa 120.000 kandidaten een initieel Wft examen zullen doen en dat ca. 60.000 kandidaten twee à drie verschillende PEplus -examens zullen doen.
De verwachting is dat in het najaar de aantallen voor zowel de initiële Wft examens als de PEplus-examens zodanig zijn dat er per module conclusies te trekken zijn over de slagingspercentages. Tegen die tijd zal naar verwachting circa 10 tot 15 procent van de geprognosticeerde examens zijn afgelegd.
Over alle kritiek:
Dijsselbloem: “Op een aantal punten sloten de vragen niet optimaal aan bij de nieuwe eisen die de eind- en toetstermen aan de vragen stelden. Daarom zijn er vragen aangepast. Verder is het ondanks een zorgvuldig proces toch altijd mogelijk dat vragen in de praktijk niet blijken te voldoen. Dat geldt voor bijna elk examen. Daarom vindt continu evaluatie plaats en worden de scores door de onderwijskundigen bijgehouden.”
En specifiek over de vraag ‘Een vrouw opent een spaarrekening voor haar pasgeboren kind. Moet de adviseur haar eerst feliciteren of meteen met het adviesgesprek beginnen?‘ Dijsselbloem: “Dat is een voorbeeld van een vraag inzake professioneel gedrag. De vragen over professioneel gedrag zijn nieuw ingevoerd per 1 januari 2014. Gelet op het relatief grote aantal klachten over dit type vragen heeft het CDFD deze herbeoordeeld en aangescherpt.”
Op de vraag waarom de Rabobank nog niemand naar de examens heeft gestuurd, zegt Dijsselbloem: “Uit navraag bij Rabobank blijkt dat zij haar medewerkers eerst intern wil voorbereiden op de examens. Rabobank wil eerst een goed beeld krijgen van de inhoud en afname van de examens om zo een goed opleidingsplan te kunnen ontwikkelen voor haar medewerkers.
“Hoewel ik daarvan geen volledig overzicht heb, bereiken mij wel signalen dat meer bedrijven een dergelijke afweging maken.
Over de noodzaak om het hele opleidingenbouwwerk te herzien, zegt de minister: “De keuze voor verplichte PE-examinering heb ik gemaakt omdat het in het oude systeem onvoldoende mogelijk was om de kwaliteit van de Permanente Educatie te borgen en adequaat toezicht te houden. Het nieuwe systeem stelt het belang van de consument centraal. Dit vereist financieel adviseurs die klantgericht en integraal adviseren. Verplichte permanente educatie levert daaraan een bijdrage.
“Overigens wil ik er op wijzen dat grote delen van de markt achter het nieuwe bouwwerk en de centrale examinering staan, zoals ook bleek uit de gesprekken die in het najaar van 2013 op verzoek van de Kamer hebben plaatsgevonden met de verschillende brancheorganisaties.”
En tot slot, waarom de Hogescholen en commerciële instellingen gestopt zijn met het aanbieden van Wft-examens: “De Hogescholen zijn vrij om hun eigen keuze te maken. De doelstelling van het vakbekwaamheidsgebouw is te komen tot betere financiële adviseurs ter bescherming van de consument. CDFD overlegt met de markt en MBO- en Hbo-instellingen over eventuele knelpunten die worden ervaren in het opleiden en examineren en probeert deze vanuit haar rol zo goed mogelijk te ondervangen.”